In groten getale verlaten gezinnen de stad. Dat is een feit. Oorzaak zijn de snel stijgende huizenprijzen, anders waren ze wel in Amsterdam gebleven. Dat is een, wijdverbreide, mening. Sociaal-geograaf Ivan Nio vroeg het de vertrekkers zelf: waarom gingen ze weg? En hoe bevalt dat? Nio ontdekte dat er drie soorten vertrekkers zijn. En vijf, steeds verder uitdijende, ringen om Amsterdam waar ze naartoe gaan.
Ruim zevenduizend gezinnen met kinderen tot twaalf jaar trokken de afgelopen twee jaar vanuit Amsterdam naar een gemeente in de regio. De populairste bestemmingen waren Amstelveen, Haarlem, Almere en Zaanstad. Het beeld overheerst dat deze gezinnen in Amsterdam hadden willen blijven, maar dat ze door de oververhitte huizenmarkt de stad wel uit moesten.
In de media lijkt het alsof een verhuizing naar de regio altijd tweede keus is en in het ergste geval zelfs een persoonlijk drama. Maar klopt dat wel? Sociaal-geograaf Ivan Nio voelde veertien jonge gezinnen uit de middenklasse uitgebreid aan de tand. Twee vragen stonden centraal. Zijn ze inderdaad de stad uit gepest of heeft het vertrek een vrijwillig karakter? En hoe erg is het eigenlijk om te verhuizen naar een gemeente in de regio?
Voor een deel het oude liedje
Het motief om te verhuizen blijkt deels een klassiek suburbanisatieverhaal. De meeste Amsterdamse stadsgezinnen hebben er simpelweg niet alles voor over om maar in Amsterdam te kunnen blijven wonen. Een paar jaar kunnen ze prima uit de voeten met een klein appartement, maar op een gegeven moment wordt het ze toch te krap, zeker na de komst van een tweede kind. Het wordt een opgave om meermaal daags een steile trap te beklimmen met kleine kinderen en volle boodschappentassen. En dus vertrekken ze voordat hun kinderen de basisschoolleeftijd hebben bereikt.
De meeste gezinnen zoeken een groter huis met minimaal drie slaapkamers, een tuintje en een veilige omgeving waar kinderen buiten kunnen spelen. Daar komt bij dat ze in een andere levensfase komen. Ze raken minder uithuizig en gaan minder hechten aan de stad. ‘Ik vond ons leven met een of twee peuters in Amsterdam met een kinderdagverblijf om de hoek echt prima. En met de parken in de buurt. Maar niet voor de lange termijn. We wilden graag een huis met tuin in een straat waar de kinderen kunnen spelen.’ (Verhuisd naar Baambrugge.)
De gesel van het geld
Toch klopt het dat een deel van de vertrekkers uit de stad is verdreven. Huishoudens met een middeninkomen verdienen te veel voor een sociale huurwoning en de vrije sector is te duur. Gezinnen die rond de drie ton te besteden hebben, zoeken eerst in betaalbare wijken binnen de ring zoals Bos en Lommer en in stadsdelen als Nieuw-West en vooral Amsterdam-Noord. Sommigen doen een bod, maar worden al snel overboden – een hard gelag.
De groeiende ontoegankelijkheid van de woningmarkt geldt niet alleen voor onderwijzers en verplegend personeel. Ze treft ook veel Amsterdammers die als zzp’er of met flexwerk een onregelmatig inkomen hebben. Als ze geen woning met overwaarde hebben of vermogende ouders die financiële hulp kunnen bieden, dan rest er weinig keus dan in een kleine woning te blijven zitten of te vertrekken uit Amsterdam. ‘Als geld geen probleem was geweest dan waren we in Amsterdam gebleven. Dan hadden we gekozen voor Noord.’ (Verhuisd naar Purmerend.)
Door de blik te verruimen ontdekken mensen hoe aantrekkelijk het aanbod elders is: ‘Het is bizar. We hebben hier meer dan drie keer zoveel ruimte gekregen voor minder dan twee keer zoveel geld ten opzichte van wat we hadden in Amsterdam.’ (Verhuisd naar Almere.)
Amsterdam is Amsterdam niet meer
Nieuw zijn de redenen die mensen geven om uit Amsterdam te vertrekken. De verhalen over de stad zijn negatiever dan pakweg tien jaar geleden. Dat heeft met de woningprijzen te maken, maar ook met het gevoel dat de stad wordt overgenomen door nieuwe bewoners met meer geld en door expats en toeristen. De geïnterviewden vinden het verontrustend dat de wijken buiten het centrum van karakter veranderen: appartementen worden verkamerd, cafés en uitgaansplekken verliezen hun alternatieve karakter. ‘Ik voel me niet meer op m’n plek op het Westergasterrein. Veel yuppen, veel internationale mensen, er wordt veel Engels gesproken. Best wel eenheidsworst.’ (Verhuisd naar Heiloo)
De stad die ze verlaten is niet meer het Amsterdam dat ze zo aantrekkelijk vonden toen ze er kwamen wonen. En aangezien ook veel vrienden vertrekken, neemt de sociale binding af. Op feestjes hoeven ze zich niet langer te verontschuldigen dat ze de stad uit zijn gegaan.
Drie groepen vertrekkers
Hét middenklassegezin dat de stad verlaat bestaat niet: woongeschiedenis en cultureel kapitaal bepalen hoe vertrekkers de verhuizing naar de regio ervaren.
Aan de ene kant staan de noodgedwongen verhuizers. Hiertoe behoren de mensen die in Amsterdam zijn geboren en opgegroeid. ‘Mijn familie heeft er honderden jaren gewoond. Alles, mijn vrienden, alles heb ik in Amsterdam. En ik kan er niet wonen omdat ik niet genoeg verdien. Ja, fuck natuurlijk.’ (Verhuisd naar Purmerend.) Maar ook een deel van de nieuwe stedelingen, die een jaar of tien in de stad hebben gewoond, valt in deze categorie. Sociaal-geografen onderscheiden een economische en een culturele middenklasse. Juist de culturele middenklasse wil vaak graag in de stad blijven wonen, omdat ze het stedelijk leven waarderen en de stad het makkelijk maakt om werk, gezin en andere activiteiten te combineren.
Tegenover deze noodgedwongen verhuizers staan de suburbanisanten, een groep die uit volle overtuiging naar een suburb of een dorp verhuist. Ze zijn wel klaar met Amsterdam, ze willen een ruime eengezinswoning met een grote tuin en ze vinden de stad geen ideale plek om hun kinderen op te laten groeien. Vaak horen zij tot de economische middenklasse.
Tussen deze uitersten staan de compromiszoekers, een grote groep die ambivalent is over hun vertrek. Ze hebben in Amsterdam gestudeerd en hebben tien jaar met plezier en trots in de stad gewoond, maar met kleine kinderen wegen de voordelen van de stad niet meer op tegen de nadelen. In hun zoektocht kijken ze goed naar bereikbaarheid. Ze kiezen voor een gemeente in de regio Amsterdam – zoals de randgemeenten of een forensenplaats met intercitystation – van waaruit ze hun dagelijks leven goed kunnen organiseren.
Over geld, stations en sfeer
Wat doen mensen die erachter komen dat een grotere woning in Amsterdam niet betaalbaar is of die een voorkeur hebben voor een rustige gemeente buiten de stad? De keuze is allereerst afhankelijk van het inkomen. Zuid-Kennemerland, Het Gooi en Amstelveen trekken hogere inkomens dan de Zaanstreek en de nieuwe steden Almere, Purmerend en Haarlemmermeer. De nabijheid van een treinstation en een afslag van een snelweg zijn van belang voor de bereikbaarheid van werkplekken.
Daarnaast spelen ook subjectievere motieven een grote rol. De sfeer en identiteit van een woonplek bijvoorbeeld, maar ook of iemand zich herkent in de levensfase, opleiding en mentaliteit van de mensen die er al wonen. ‘We hebben gekeken in Almere, maar meer om onszelf te overtuigen dat we dat eigenlijk niet willen. Almere is te ver. En het is te suburbaan: zo’n slaapwijk waar je dan terechtkomt.’ (Verhuisd naar Diemen.)
Herinneringen aan de woonplaats en de woningen waar men zelf is opgegroeid tellen mee, soms zelfs uitmondend in een woonplek in de buurt van de ouders, zodat die op de kinderen kunnen passen.
Vier ringen plus één
Het suburbane ommeland van Amsterdam is divers in verschijningsvorm, bereikbaarheid en bevolkingssamenstelling. Er zijn vier ringen in te onderscheiden en een vijfde op grotere afstand.
De eerste ring bestaat uit uiteenlopende randgemeenten als Amstelveen, Diemen en Zaanstad. Door de ligging blijft het gevoel nog dicht bij of zelfs ín Amsterdam te wonen. Er wonen daar bovendien ook al veel Amsterdammers. Een Marokkaanse Amsterdamse: ‘Het is hier een heerlijke mix van culturen waar iedereen zichzelf mag zijn. En dat is wat ik gewend ben vanuit Amsterdam. No way dat het mijn kinderen gaat overkomen dat zij worden aangekeken op wie ze zijn.’ (Verhuisd naar Zaandam.)
Een tweede ring bestaat uit dorpen. Omdat aantrekkelijke dorpen als Broek in Waterland duur zijn, komen liefhebbers van een dorp al gauw terecht in de Zaanstreek of in nu nog betaalbare dorpen als Kudelstaart. ‘Het was wel een ideaalbeeld, een dorp met een school waar kinderen zelf naartoe kunnen lopen als ze zes jaar oud zijn. Met een klein supermarktje. Gemoedelijk.’ (Verhuisd naar Baambrugge.)
De derde ring zijn suburbane forensengemeenten met een treinstation die wat verder van Amsterdam liggen en die een hoge sociaal-economische status hebben: ‘railway suburbs’ als Overveen, Bussum, Castricum en Heiloo.
De vierde ring bestaat uit de nieuwe steden Almere, Purmerend en Haarlemmermeer en hun grootschalige buitenwijken. De overloopfunctie van deze steden is niet zo vanzelfsprekend meer, ze zijn weinig in trek bij hoogopgeleide Amsterdamse vertrekkers. Wel is er animo voor nieuwe wijken als Almere Oosterwold en Almere Duin. ‘Almere stond helemaal niet op ons lijstje. Maar toen we hier kwamen vonden we het eigenlijk meteen leuk. De sfeer van duinen die deze buurt uitstraalde. Het voelde alsof je op vakantie bent, in een vakantiepark rondloopt.’ (Verhuisd naar Almere.)
Buiten de regio Amsterdam ligt nog een vijfde ring, die bestaat uit steden met een intercity station zoals Amersfoort, Utrecht, Arnhem, Den Haag, Rotterdam en Zwolle. Er zijn vertrekkers die het ommeland van Amsterdam helemaal overslaan en een woning in deze steden zoeken.
En, hoe bevalt het?
Elke vertrekker maakt een winst- en verliesrekening op. De verhuizing voelt vooral als een stap vooruit. De winst is een grotere woning met tuin in een kindvriendelijke omgeving. Een ander voordeel is de nabijheid van aantrekkelijke recreatielandschappen, evenals het gevoel in de nieuwe woonplaats meer deel uit te maken van een gemeenschap.
Als verliespunten worden de bereikbaarheid van werk en het gebrek aan levendigheid en voorzieningen genoemd. Overigens neemt de reistijd nauwelijks toe bij degenen die in randgemeenten als Diemen, Landsmeer of Zaanstad zijn gaan wonen.
Voormalige Amsterdammers ervaren in dorpen vooral een gebrek aan sociale diversiteit en aan stedelijke mentaliteit. Veel vertrekkers blijven zich verbonden voelen met Amsterdam, sommigen komen er nog bijna dagelijks voor werk, uitgaan en bezoek aan vrienden.
Het gevoel onderdeel uit te maken van Amsterdam verschilt sterk per woonlocatie: ‘Ik zie het meer dat ik in een soort suburb van Amsterdam woon, dan dat ik nu echt ergens anders woon.’ (Verhuisd naar Overveen.) Maar ook: ‘Je bent hier op twintig minuten van Amsterdam vandaan, maar het is een compleet andere wereld.’ (Verhuisd naar Wormer.)
Inclusieve regio
De wooncrisis is een bedreiging voor Amsterdam als inclusieve stad. Niet alleen lagere inkomens, maar ook middengroepen worden steeds meer de stad uit gedrukt. Het aantal noodgedwongen vertrekkers zal door de oplopende huizenprijzen alleen maar toenemen.
Uit deze verkenning blijkt dat het wonen in de regio een goed alternatief kan zijn.
Amsterdam kan en moet het woningvraagstuk niet alleen oplossen. De vraag is wel wat dit betekent voor een regio waar de sociale en economische verschillen nu al toenemen. Hoe en waar is de regio aantrekkelijker te maken en betaalbaar te houden, voor zowel zittende bewoners als vertrekkers uit Amsterdam? Inclusiviteit is dus ook een regionale opgave.